X ontvangt in 2020 een inkomen uit de Participatiewet van de Gemeente Eindhoven van € 4269. De inspecteur nodigt X uit, herinnert en maant X aan tot het doen van aangifte IB/PVV 2020, maar X dient geen aangifte in. De inspecteur legt vervolgens een ambtshalve aanslag op naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.269, brengt belastingrente in rekening en legt een verzuimboete op. X dient bezwaar in tegen de aanslag. De inspecteur verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk wegens vermeende termijnoverschrijding, maar behandelt het bezwaar inhoudelijk en vermindert de aanslag tot het bedrag volgens de jaaropgave, stelt de belastingrente op nihil en handhaaft de boetebeschikking. In geschil is of het bezwaar van X tegen de aanslag IB/PVV 2020 terecht niet-ontvankelijk is verklaard en of de aanslag, boetebeschikking en belastingrentebeschikking juist zijn vastgesteld.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het bezwaar van X tijdig is ingediend en door een dictumfout ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank behandelt de zaak inhoudelijk, omdat de inspecteur het bezwaar al inhoudelijk heeft beoordeeld en X niet expliciet opkomt tegen de niet-ontvankelijkheid. De rechtbank acht de aanslag en boete terecht en passend, en ziet geen aanleiding voor matiging of het achterwege laten van de boete. De belastingrente is al verminderd tot nihil. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar, verklaart het beroep gegrond, maar handhaaft de aanslag, boetebeschikking en belastingrentebeschikking zoals vastgesteld bij uitspraak op bezwaar.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 14 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag