X is lid van de Y-familie en maakt onderdeel uit van de Roma-gemeenschap en is strafrechtelijk veroordeeld voor witwassen, valsheid in geschrifte en bijstandsfraude. In de jaren 2005 - 2015 koopt en verkoopt X diverse woningen en auto’s. Verder worden contante stortingen op zijn bankrekening verricht. In zijn IB-aangiften verantwoordt X een belastbaar inkomen van nihil. Op vragen over de financiering van de uitgaven antwoordt X dat hij deze heeft gefinancierd met diverse leningen. De inspecteur is echter van mening dat de door X overgelegde leningsovereenkomsten zijn vervalst en legt IB-navorderingsaanslagen 2005 - 2015 op naar een belastbaar inkomen van € 250.000.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het niet aannemelijk is dat sprake is van schulden die in aanmerking kunnen worden genomen bij de bepaling van de rendementsgrondslag. De leningsovereenkomsten zijn in strijd met de werkelijkheid opgemaakt en bestaan dus niet. Voor de inkomsten geldt dat de inspecteur deze terecht in de belastingheffing heeft betrokken en dat de hoogte correct is. Er is sprake van een redelijke schatting. X maakt namelijk niet inzichtelijk welke inkomsten dan wel (delen van) bezittingen ten onrechte aan hem zijn toegerekend. De rechtbank overweegt daarbij dat X niet met concrete en verifieerbare bewijsstukken onderbouwt hoe hij de aankopen, uitgaven en stortingen heeft kunnen doen. Voorbij wordt gegaan aan de stelling van X dat het in de Roma-cultuur gebruikelijk is om met meerdere personen in een woning te wonen en dat dit de wijze is waarop hij in zijn levensonderhoud heeft voorzien. De aanslagen blijven in stand. Wel worden de boetes voor de jaren 2005 - 2008 verminderd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2