Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht een LH-naheffingsaanslag heeft opgelegd in verband met de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding voor de aan A uitgekeerde bedragen. In de VSO waar X BV naar verwijst is namelijk helemaal niets over de MSU’s en/of LTI’s opgenomen.

In verband met de (vervroegde) pensionering van haar Vice President Research & Development, A, komen A en X BV een VSO overeen. De dienstbetrekking van A wordt per 31 mei 2016 beëindigd. In de jaren 2013-2015 heeft X BV Restricted Stock Units (MSU’s en LTI’s) toegekend aan A. In verband met de vesting van deze aandelen en bonussen keert X BV in de jaren 2017-2019 diverse bedragen uit aan A. De inspecteur corrigeert de door A BV ingediende LH-aangiften in verband met de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding. In geschil is het genietingstijdstip van de aandelen en bonussen. X BV stelt namelijk dat uit de VSO blijkt dat het recht op de levering van aandelen onvoorwaardelijk is geworden op 31 mei 2016 en dat de aandelen en bonussen dus reeds in 2016 zijn genoten.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht een LH-naheffingsaanslag heeft opgelegd in verband met de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding voor de aan A uitgekeerde bedragen. In de VSO waar X BV naar verwijst is namelijk helemaal niets over de MSU’s en/of LTI’s opgenomen. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat X BV de uit de MSU’s en LTI’s genoten aandelen en bonussen in de jaren 2017-2019 heeft verloond. Ook heeft X BV haar stelling niet met documenten onderbouwd. Voor de bepaling van het fiscaal genietingsmoment moet dan ook, zoals de inspecteur stelt, worden gekeken naar hetgeen in de MSU’s en LTI’s is bepaald. Uit een analyse van deze documenten blijkt dat op 31 mei 2016 nog niet kon worden vastgesteld hoeveel aandelen zouden worden gevest of hoeveel geld zou worden uitbetaald. Het gelijk is aan de inspecteur. Hij is van het juiste genietingsmoment uitgegaan door aan te sluiten bij de jaren waarin de aandelen en de uitbetalingen zijn gevest en gedaan, te weten 2017, 2018 en 2019.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet op de loonbelasting 1964 artikel 13A

Wet op de loonbelasting 1964 artikel 32BB

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Loonbelasting

Editie: 26 november

Informatiesoort: VN Vandaag

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen