DGA A houdt de aandelen in belanghebbende, X BV. Daarnaast houdt A ook de aandelen in Y BV. In de jaren 2012 - 2019 behoren diverse auto’s tot het wagenpark van X BV en Y BV. Ook worden nog auto’s geleased. Naar aanleiding van een controle legt de inspecteur LH-naheffingsaanslagen op aan X BV in verband met het ter beschikking stellen van de auto’s. Hierbij wordt voor de jaren 2013 en 2014 de bijtelling berekend over de twee auto’s met de hoogste cataloguswaarde en voor de jaren 2015 - 2019 over drie auto’s. X BV is het daar niet mee eens en stelt dat minder dan 500 privékilometers per jaar met de auto’s zijn verreden.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat X BV niet overtuigend aantoont dat met de auto’s minder dan 500 privékilometers per jaar zijn verreden. De door haar overgelegde rittenadministraties voor twee auto’s betreffen namelijk niet de originele digitale versies. Daarbij zijn voor deze auto’s ook nog meerdere aanvullingen overgelegd. Voor de overige auto’s zijn de rittenadministraties achteraf opgemaakt of is een verklaring gegeven. Aan achteraf opgestelde of aangepaste rittenadministraties komt minder bewijskracht toe dan aan dagelijks opgemaakte rittenadministraties. Er zal volgens de rechtbank dus niet snel kunnen worden voldaan aan de zware bewijsmaatstaf van overtuigend aantonen. De grens van minder dan 500 privékilometers per jaar per auto is ook dusdanig laag dat een zeer nauwkeurige registratie van de verreden kilometers vereist is. Verder bieden de overgelegde - achteraf gereconstrueerde en aangevulde - rittenadministraties onvoldoende inzicht in het zakelijke karakter van alle gemaakte ritten. Ook zijn door de inspecteur tal van gebreken geconstateerd en zijn deze uiteengezet in het rapport boekenonderzoek en het verweerschrift. Voor deze gebreken heeft X BV geen, niet afdoende, tegenstrijdige of ongeloofwaardige verklaringen gegeven.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet op de loonbelasting 1964 artikel 13BIS