Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank het beroep van X inzake de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen de brief ongegrond had moeten verklaren. Met het vernietigen van de uitspraak van de rechtbank is echter geen redelijk belang gediend.

X is tandarts en oefent aanvankelijk een tandartspraktijk uit via een BV waarvan zij indirect alle aandelen bezit. In december 2017 heeft de BV de tandartspraktijk verkocht. X biedt therapeutische behandeltrajecten met dieren aan, waarmee mensen hun angst voor de tandarts kunnen overwinnen. De eenmanszaak behaalt vanaf 2017 tot en met 2022 uitsluitend verliezen. X komt in bezwaar tegen een brief waarin de inspecteur aangeeft dat vanaf 2020 geen sprake is van een bron van inkomen en de inspecteur correcties aankondigt. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de brief van X geen voor bezwaar vatbare beslissing betreft en komt ook tot de conclusie dat geen sprake is van een bron van inkomen. X gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag oordeelt dat het beroep van X inzake de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen de brief ongegrond had moeten worden verklaard. Met het vernietigen van de uitspraak van de rechtbank is echter geen redelijk belang gediend. In de bezwaarfase is het inzagerecht geschonden, maar X heeft niet weersproken dat alle stukken al bij haar bekend waren. X heeft ook niet onderbouwd hoe zij in haar verdedigingsbelang is geschaad. Het houden van acht paarden, vier pony’s, vijf ezels en diverse honden is op zich geen agrarisch bedrijf. Zoiets kan namelijk ook in de privésfeer plaatsvinden. X maakt niet aannemelijk dat er een objectieve voordeelsverwachting is met betrekking tot het ontwikkelen van de therapeutische behandeltrajecten. Haar beroep is ongegrond. De verliezen zijn niet aftrekbaar. X krijgt uitsluitend een griffierechtvergoeding voor het beroep en het hoger beroep.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Algemene wet bestuursrecht artikel 6.22

Algemene wet bestuursrecht artikel 7.1

Algemene wet bestuursrecht artikel 7.2

Algemene wet bestuursrecht artikel 7.4

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 26

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting

Editie: 25 december

Informatiesoort: VN Vandaag

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen