X verleent onder andere IT-diensten aan afnemers in de financiële sector. Bank B draagt haar betalingsverkeerprocessen en IT-processen over aan X. Naar aanleiding van een verzoek om een standpuntbepaling door X, geeft de inspecteur een ruling af. In de ruling wordt bepaald dat de dienstverlening van X aan bank B onder de vrijstelling voor betalingsverkeer van art. 11 lid 1 onder j ten tweede Wet OB 1968 (BTW-betalingsverkeervrijstelling) valt. De ruling wordt ingetrokken. De inspecteur is na herziening van mening dat de gehele dienstverlening van X belast is met BTW. X gaat in bezwaar en (hoger) beroep. Volgens Rechtbank Den Haag slaagt X niet slaagt in haar bewijslast dat de BTW-betalingsverkeervrijstelling van toepassing is. De rechtbank ziet in de door X overgelegde documenten uitsluitend handelingen van technische en administratieve aard die geen juridische en financiële wijzigingen meebrengen. In hoger beroep is onder andere in geschil of de aan X uitbestede diensten kwalificeren als betalingsverkeerhandelingen waarvoor de BTW-betalingsverkeervrijstelling geldt.
Hof Den Haag oordeelt dat de aan X uitbestede diensten essentiële en kenmerkende functies vervullen voor betalingsverkeersdiensten en als zodanig vallen onder de BTW-betalingsverkeervrijstelling. X' diensten brengen juridische en financiële wijzigingen mee. Zo heeft X feitelijk het gehele betalingsproces overgenomen van bank B en verricht zij, bijna geheel zonder tussenkomst, alle handelingen die noodzakelijk zijn om geld over te maken en te ontvangen voor de rekeninghouders, uiteindelijk leidend tot het debiteren en crediteren van de rekeningen van de rekeninghouders. Het feit dat X niet de eigenaar van de gelden is en contractueel uitsluitend aansprakelijk is ten opzichte van bank B en niet ten opzichte van de rekeninghouders leidt niet tot een andere conclusie. Verder staat X voor operationele zaken in direct contact met de CSM en treedt zij richting de CSM op namens bank B. Daarnaast dient X vanwege haar van bank B afgeleide rol te voldoen aan eisen gesteld door de DNB en de ECB, die in het kader van audits niet alleen bank B bezoeken, maar ook X, en met X op reguliere basis contact onderhouden. De diensten van X gaan verder dan automatiserings- en administratieve dienstverlening. X' hoger beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11