X BV koopt een appartement met woonbestemming en verhuurt dit aan een dochter-BV als kantoorruimte. X BV opteert voor met BTW belaste verhuur en trekt de BTW ter zake van de aankoop (€ 295.041) als voorbelasting af. De inspecteur weigert de aftrek. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X BV niet aannemelijk maakt dat het appartement niet (mede) als woning wordt gebruikt. Het appartement is een woning, zodat de verhuur ervan is vrijgesteld. X BV stelt in hoger beroep dat het appartement uitsluitend voor representatieve doeleinden zoals vergaderingen en als kantoor wordt gebruikt.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat het appartement uitsluitend voor representatieve doeleinden en als kantoor wordt gebruikt en niet tevens als woning dient. Zo heeft de dochter-BV geen personeel in dienst en heeft de heer X1, de middellijk enig aandeelhouder van X BV, de enige sleutel van het appartement en kan hij dus als enige op elk gewenst moment van het appartement gebruik maken. De aftrek van voorbelasting is dus terecht geweigerd. X BV beroept zich vergeefs op het vertrouwensbeginsel met betrekking tot twee andere appartementen in hetzelfde complex. De (indirecte) eigenaren van deze appartementen beschikken namelijk, in tegenstelling tot X1, wel over woonruimte elders in dezelfde plaats. Van één ervan woont de (indirecte) eigenaar zelfs in het naastgelegen appartement. Verder beschikt dat kantoorappartement niet over een keuken. Het beroep van X BV is ongegrond. Zij krijgt wel een proceskostenvergoeding van € 1814, omdat de inspecteur de relevante stukken met betrekking tot de andere appartementen niet tijdig in het geding heeft gebracht.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet op de omzetbelasting 1968 artikel 11

Wet op de omzetbelasting 1968 artikel 15

Algemene wet bestuursrecht artikel 8.42

Algemene wet bestuursrecht artikel 8.75