Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X BV de BTW ten onrechte in aftrek heeft gebracht. Zij maakt niet aannemelijk dat sprake is van bijzondere omstandigheden die haar ertoe dwongen om aan haar buitenlandse uitzendkrachten onderkomens ter beschikking te stellen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X BV drijft een uitzendbureau in de installatie-, bouw, metaal- en schildersbranche en stelt onder meer buitenlandse uitzendkrachten ter beschikking aan haar opdrachtgevers. X BV verzorgt ook de huisvesting van deze buitenlandse werknemers. X BV brengt de BTW die de bungalowparken en B&B’s aan haar factureren, in aftrek. De inspecteur is echter van mening dat deze BTW op grond van art. 1 lid 1 onderdeel c BUA niet voor aftrek in aanmerking komt. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt, onder verwijzing naar HR 13 november 2020, 18/04901, V-N 2020/60.20, dat X BV de BTW voor de huur van de onderkomens voor de buitenlandse uitzendkrachten in aftrek kan brengen.

Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2023/43.1.6) oordeelt dat X BV de BTW ten onrechte in aftrek heeft gebracht. Zij maakt niet aannemelijk dat sprake is van bijzondere omstandigheden die haar ertoe dwongen om aan haar buitenlandse uitzendkrachten onderkomens ter beschikking te stellen. De informatie die X BV over deze bijzondere omstandigheden aanvoert, zijn volgens het hof te algemeen en te indirect. He gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet op de omzetbelasting 1968 artikel 15

Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 artikel 1

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Omzetbelasting

Editie: 29 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

37

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen