Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X in 2011, 2012 en 2016 volledig premieplichtig is voor de Nederlandse volksverzekeringen. Het betalen van sociale premies in het buitenland geeft geen recht op verrekening of vermindering van het fiscale loon.

X heeft de Nederlandse nationaliteit en werkt in 2011 en 2012 als rijnvarende in loondienst bij bedrijf Y, gevestigd in land 1, en in 2016 bij bedrijf Z, gevestigd in land 2. In alle jaren werkt X op een motortankschip met een Herziene Rijnvaartakte, waarbij op de Rijnvaartverklaring geen exploitant is vermeld. De inspecteur selecteert X’ aangiften voor controle op basis van risicoselectie, onder meer vanwege X’ beroep als rijnvarende en het verzoek om vrijstelling van premie volksverzekeringen (PVV). Over 2011 en 2012 verstrekt de autoriteit van land 1 een E101-verklaring, een document dat aangeeft dat het socialezekerheidsrecht van land 1 van toepassing zou zijn, maar dat voor rijnvarenden niet bindend is voor Nederland. In 2016 geeft de Nederlandse Sociale Verzekeringsbank (SVB) een A1-verklaring af, waarmee het Nederlandse socialezekerheidsrecht voor de periode 2016-2019 van toepassing wordt verklaard; deze verklaring wordt na procedures onherroepelijk. X’ werkgevers houden in het buitenland sociale premies in, maar dragen deze niet af aan de SVB. De inspecteur legt aanslagen IB/PVV 2011, 2012 en 2016 op, waarbij het volledige brutoloon als fiscaal loon wordt aangemerkt. X maakt bezwaar en stelt dat buitenlandse premieafdracht moet worden verrekend en dat het fiscale loon te hoog is vastgesteld. Ook beroept X zich op schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. De inspecteur betwist deze standpunten, voert aan dat de E101-verklaring niet bindend is voor Nederland, dat geen regularisatieovereenkomst bestaat (een regularisatie is een bilaterale afspraak tussen landen over de toepasselijke sociale wetgeving), en dat de A1-verklaring van de SVB voor 2016 bindend is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond; X stelt hoger beroep in bij het hof.

In hoger beroep is in geschil of X in de genoemde jaren premieplichtig is in Nederland en recht heeft op verrekening van in het buitenland geheven premies, mede gelet op de E101- en A1-verklaringen, de toepassing van algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het Unierecht.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X in 2011 en 2012 niet onder het socialezekerheidsstelsel van land 1 valt, omdat de E101-verklaring is afgegeven onder een verordening die niet geldt voor rijnvarenden. Er bestaat geen regularisatieovereenkomst die het socialezekerheidsrecht van land 1 van toepassing maakt. Voor 2016 geldt de Nederlandse verzekeringsplicht op basis van de bindende A1-verklaring van de SVB, een document dat de toepasselijke sociale wetgeving tussen EU-lidstaten bevestigt. De inspecteur mag het volledige brutoloon als fiscaal loon aanmerken, omdat de buitenlandse premies niet aan de SVB zijn afgedragen. Verrekening onder art. 73 lid 2 Toepassingsverordening is niet mogelijk. Het hof verwerpt de stellingen van X over schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. Het hoger beroep van X is ongegrond en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Verordening (EG) Nr. 987/2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels artikel 19

Verordening (EG) Nr. 987/2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels artikel 73

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Premieheffing

Editie: 30 september

Informatiesoort: VN Vandaag

15

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen