Belanghebbende (X) exploiteert samen met zijn echtgenote (Z) een akkerbouw- en veehouderijbedrijf in de vorm van een maatschap. Per 1 januari 2003 treedt een nieuwe - door belanghebbende en Z opgerichte - bv toe tot de maatschap. Belanghebbende en Z brengen de bv in de maatschap in. In 2002 bedingen zij bij de bv ieder voor zich lijfrenten, voor een totaalbedrag van € 418.313. In zijn IB-aangifte 2002 brengt belanghebbende de door hem betaalde lijfrentepremie van € 215.824 in aftrek. De inspecteur accepteert slechts een aftrek van € 32.980. Hof ‘s-Hertogenbosch ziet geen ruimte voor een hogere aftrek. Het hof oordeelt in de eerste plaats dat geen sprake is van de overdracht van (een gedeelte van) een onderneming aan de bv. Verder oordeelt het hof dat in dit geval geen sprake is van een (gedeelte van een) onderneming die aan de bv wordt overgedragen, waartegenover de bv een lijfrente toekent. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de tegenprestatie voor de lijfrente voor de bv uitsluitend uit contanten bestaat. De Hoge Raad (24 december 2010, nrs. 09/03631 t/m 09/03634, V-N 2010/66.14) is het niet eens met het oordeel van Hof 's-Hertogenbosch dat belanghebbende en Z (een gedeelte van) hun onderneming niet hebben overgedragen aan de bv. De feiten laten immers geen andere conclusie toe dan dat belanghebbende en Z de door hen gedreven onderneming wel degelijk hebben ingebracht in de maatschap met de bv. Aldus hebben zij een evenredig deel van hun onderneming overgedragen aan de bv. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem. Hof Arnhem verlaagt de aanslagen conform het compromis dat partijen hebben gesloten. Belanghebbende, Z en de inspecteur hebben namelijk een compromis bereikt. Bij de berekening die partijen hebben opgesteld, is er vanuit gegaan dat in 2002 een herinvesteringsreserve volledig vrijvalt en dat de helft van deze "vrijvalwinst�? tot de stakingswinst behoort die is gerealiseerd bij de overdracht van de helft van de onderneming aan de bv. Verder is overeengekomen dat uitsluitend ter zake van deze stakingswinst een lijfrente ex. art 3.129 Wet IB 2001 kan worden bedongen. Hof Arnhem vermindert de aanslagen.
Gerelateerde artikelen
Kennisgroepstandpunt over regresschuld door verrekening rekeningcourantposities onder excessieflenenregeling
De regresschuld van A VOF aan Z BV welke is ontstaan door wederzijdse hoofdelijke aansprakelijkheid voor elkaars schulden en verrekening van rekeningcourantposities bij de bank valt onder het schuldenbegrip van art. 4.13 lid 1 onderdeel f Wet IB 2001. Dit volgt uit een standpunt van de Kennisgroep aanmerkelijk belang.
Waardestijging woning Nederland behoort tot werkelijk rendement box 3
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ongerealiseerde waardestijgingen van de woning in Nederland behoren tot het werkelijke rendement.
Woning valt niet onder ondernemingsvermogen omdat zolder niet uitsluitend zakelijk gebruikt wordt
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de zolder van de woning niet uitsluitend zakelijk wordt gebruikt en daarom niet tot het ondernemingsvermogen kan worden gerekend.
Buiten vijfjaarstermijn gedaan verzoek om ambtshalve vermindering is te laat (art. 80a Wet RO)
Hof Den Haag oordeelt dat er geen aanleiding bestaat om de navorderingsaanslagen ambtshalve te verminderen. Het verzoek om ambtshalve vermindering uit april 2021 is namelijk geruime tijd na afloop van de vijfjaarstermijn van art. 9.6 Wet IB 2001 ontvangen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Inhoud pakket Belastingplan 2026 bekendgemaakt
De Staatssecretaris van Financiën heeft de Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin staan de keuzes die dit kabinet maakt. Zo is als bijlage een overzicht opgenomen van fiscale wetgeving zoals die nu is voorzien.
Beroep op hogere persoonsgebonden aftrekposten faalt bij gebrek aan onderbouwing (art. 80a Wet RO)
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X ter zake van de door haar geclaimde hogere aftrekposten niet aan de op haar rustende bewijslast voldoet. De Wet IB 2001 biedt geen ruimte om naast het forfaitaire bedrag extra kosten in aftrek te brengen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Aftrek specifieke zorgkosten niet aannemelijk gemaakt (art. 81 Wet RO)
Hof Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat haar gemaakte vervoerskosten rechtstreeks het gevolg zijn van ziekte of invaliditeit. Ook maakt X niet aannemelijk dat zij meer kosten maakt dan een vergelijkbare belastingplichtige zonder ziekte of invaliditeit. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).