Advocaat-generaal Wattel onderschrijft de uitleg die het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft gegeven van het begrip “bouw en eerste inrichting” uit de LBBH.

Belanghebbenden zijn eigenaar respectievelijk exploitant van een hotel op Sint Maarten dat in 2017 zwaar is beschadigd door orkaan Irma. Het hotel is grotendeels gesloopt en herbouwd met een investering van NAf 59,148 miljoen. Belanghebbenden verzoeken om een vrijstelling van grondbelasting op grond van de Landsverordening ter Bevordering van Bedrijfsvestiging en Hotelbouw (LBBH). De Minister van Financiën wijst dit verzoek af, omdat de investeringen niet vallen onder "bouw en eerste inrichting" zoals bedoeld in de LBBH.

Advocaat-generaal Wattel onderschrijft de uitleg die het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft gegeven van het begrip “bouw en eerste inrichting” uit de LBBH. Volgens het Hof ziet de vrijstelling uitsluitend op de initiële, eerste bouw en inrichting van een hotel. Het Hof verwees naar de wetswijziging van 1998, waarbij “verbetering en/of vernieuwing” bewust is geschrapt, zodat herbouw of renovatie niet langer onder de vrijstelling valt. De A-G onderschrijft deze uitleg: uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de regeling beoogt nieuwe vestiging te bevorderen, niet het behoud van bestaande hotels. “Bouw en eerste inrichting” omvat dus geen verbetering of vernieuwing, en het Hof heeft terecht geoordeeld dat geen recht op vrijstelling bestaat. Het Hof heeft het beroep van belanghebbenden op het gelijkheidsbeginsel afgewezen zonder in te gaan op hun vergelijking met concurrent [A], die na orkaan Irma wél belastingvrijstelling kreeg. Dat verzuim maakt klacht (ii) gegrond, omdat het Hof had moeten beoordelen of sprake was van een oogmerk van begunstiging. De Hoge Raad kan de zaak volgens de A-G echter zelf afdoen: [A]’s geval verschilt wezenlijk op het punt van “bouw en eerste inrichting”. Ook een beroep op begunstigend beleid faalt, nu niet aannemelijk is dat de minister dergelijk beleid voerde, laat staan onverhoeds ingetrokken zou hebben. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Rubriek: Belastingen overzeese Rijksdelen

Editie: 10 november

Informatiesoort: VN Vandaag

Instantie: Hoge Raad

31

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen