Belanghebbende (X) werkt als Human Resources Director voor de Nederlandse vestiging van het Amerikaanse B Inc. B Inc. neemt in 1999 een aandelenoptieplan aan waardoor werknemers in de onderneming kunnen participeren. Belanghebbendes werkgever (Z Inc.) neemt een vergelijkbaar plan aan. Belanghebbende neemt deel aan het plan. Z Inc. houdt geen LB in bij de toekenning en/of uitoefening van de optierechten. Naar aanleiding van een boekenonderzoek komen de inspecteur en Z Inc. een vaststellingsovereenkomst overeen om de opties in de loonheffing te betrekken. Belanghebbende heeft ervan afgezien om van de door de inspecteur en Z Inc. overeengekomen mogelijkheid gebruik te maken. De inspecteur legt vervolgens IB-navorderingsaanslagen over de jaren 2002-2006 op aan belanghebbende. Rechtbank Breda oordeelt in een tussenuitspraak dat aan de toekenning van de opties een ontbindende voorwaarde is gekoppeld. De opties vervallen namelijk onmiddellijk als de dienstbetrekking wordt beëindigd. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de waarde van de optierechten bij de toekenning ervan tot het loon behoorde en dat de belastingheffing niet kan worden uitgesteld tot het moment van uitoefening van de optierechten, omdat belanghebbende en Z Inc. niet hebben verzocht om uitstel van heffing. De rechtbank draagt belanghebbende vervolgens op om de hoogte van het belastbaar loon te berekenen. Rechtbank Breda volgt de berekening van belanghebbende. Uit deze berekening blijkt dat de correctie van het belastbaar inkomen uit werk en woning nihil bedraagt. De rechtbank vernietigt vervolgens de navorderingsaanslag.
Gerelateerde artikelen
Kennisgroepstandpunt over regresschuld door verrekening rekeningcourantposities onder excessieflenenregeling
De regresschuld van A VOF aan Z BV welke is ontstaan door wederzijdse hoofdelijke aansprakelijkheid voor elkaars schulden en verrekening van rekeningcourantposities bij de bank valt onder het schuldenbegrip van art. 4.13 lid 1 onderdeel f Wet IB 2001. Dit volgt uit een standpunt van de Kennisgroep aanmerkelijk belang.
Waardestijging woning Nederland behoort tot werkelijk rendement box 3
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ongerealiseerde waardestijgingen van de woning in Nederland behoren tot het werkelijke rendement.
Woning valt niet onder ondernemingsvermogen omdat zolder niet uitsluitend zakelijk gebruikt wordt
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de zolder van de woning niet uitsluitend zakelijk wordt gebruikt en daarom niet tot het ondernemingsvermogen kan worden gerekend.
Supermarktmanager toont geen privégebruik auto niet overtuigend aan
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat supermarktmanager X niet overtuigend aantoont dat hij minder dan 500 privékilometers heeft gereden met de via zijn werkgever ter beschikking gestelde auto.
Buiten vijfjaarstermijn gedaan verzoek om ambtshalve vermindering is te laat (art. 80a Wet RO)
Hof Den Haag oordeelt dat er geen aanleiding bestaat om de navorderingsaanslagen ambtshalve te verminderen. Het verzoek om ambtshalve vermindering uit april 2021 is namelijk geruime tijd na afloop van de vijfjaarstermijn van art. 9.6 Wet IB 2001 ontvangen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).