In verband met zijn box 3-vermogen sluit X een VSO met de inspecteur over de IB-aangifte 2018. Daardoor wordt € 6,1 mln aan crypto’s tot zijn box 3-vermogen gerekend. Verder verklaart X dat hij afziet van zijn rechten op bezwaar en beroep ter zake van de in de VSO geregelde onderwerpen. Eind 2022 wordt de wallet met cryptovaluta van X gehackt. X maakt vervolgens bezwaar tegen de IB-navorderingsaanslag 2018. De inspecteur verklaart het bezwaar ongegrond, omdat X heeft afgezien van zijn recht op bezwaar. X gaat in beroep en stelt dat in de VSO alleen maar de hoogte van zijn box 3-inkomen is vastgesteld. Volgens X geldt de VSO echter niet voor de belastingheffing.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X ondanks de afspraak in de VSO bezwaar kan maken tegen de IB-navorderingsaanslag 2018. In de VSO is alleen de hoogte van het box 3-inkomen geregeld. Over de belastingheffing over dit inkomen zijn geen afspraken gemaakt. De rechtbank acht van belang dat in het voortraject uitdrukkelijk is verzocht om ook over de hoogte van de belastingheffing overleg te voeren en dat daarover niets in de VSO is opgenomen. Verder wijst de rechtbank op het Kerst-arrest van de Hoge Raad. Uit dit arrest blijkt dat de forfaitaire heffing kan leiden tot een schending van het recht op eigendom en het gelijkheidsbeginsel uit het EVRM. De inspecteur heeft het bezwaar ten onrechte niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank wijst de zaak terug naar de inspecteur. Daarbij moet de inspecteur X de gelegenheid bieden om zijn stelling, dat hij een negatief rendement heeft genoten, te bewijzen. Ook moet het standpunt van X met betrekking tot de diefstal van de cryptovaluta in de bezwaarfase worden betrokken in de beoordeling van de stelling dat sprake is van een buitensporige last.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Editie: 20 mei
Informatiesoort: VN Vandaag