X is gevestigd in Portugal en actief in de uitzendbranche. Zij is inhoudingsplichtig in de zin van de loonbelasting. X stelt aan een uitzendbureau een aantal werknemers tegen vergoeding ter beschikking. De werknemers komen voornamelijk uit Oost-Europa en verblijven tijdelijk in Nederland in het kader van de dienstbetrekking. X betaalt aan de werknemers een vergoeding voor het verschil in kosten van levensonderhoud tussen Nederland en hun woonland. Het gaat met name om kosten voor voeding en drank, kleding, persoonlijke verzorging en telecommunicatie. In haar aangiften loonbelasting over het tijdvak 2019 heeft X de vergoedingen van extra kosten gericht vrijgesteld. De inspecteur accepteert slechts een deel van de kosten als extraterritoriale kosten en legt een naheffingsaanslag met verzuimboete op.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de vergoedingen van extraterritoriale kosten volledig onder de gerichte vrijstelling vallen. Het door X overgelegde overzicht kan niet op zichzelf dienen als grondslag voor de berekening van de hoogte. X heeft geen andere stukken ter onderbouwing overgelegd. Nu de werknemers van X niet onder de 30%-regeling vallen, faalt het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank matigt de verzuimboete wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Wetingang:
Wet op de loonbelasting 1964 artikel 31A
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Loonbelasting
Editie: 14 november
Informatiesoort: VN Vandaag