Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de adviseur destijds bevoegd was om voor X de kleine ondernemersregeling (KOR) aan te vragen. Dit vloeit namelijk voort uit de machtiging om voor haar de BTW-aangiften te doen.

X is door haar fiscale adviseur eind 2019 aangemeld voor de kleineondernemersregeling (KOR). De deelname is door de inspecteur schriftelijk bevestigd en deze brief is naar X gestuurd. In maart 2021 verzoekt de adviseur om beëindiging van de KOR, omdat deze abusievelijk was aangevraagd. Kort daarna doet X BTW-aangifte over 2020 met € 785 als verschuldigde BTW en € 3131 als aftrekbare voorbelasting. Volgens de inspecteur geldt de KOR voor minimaal drie jaar, maar hij verleent toch een teruggaaf van € 2346. In geschil is of dit laatste twee jaar later terecht door middel van naheffing is gecorrigeerd. De verzuimboete van € 313 is uiteindelijk wel vernietigd.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de adviseur destijds bevoegd was om voor X de KOR aan te vragen. Dit vloeit namelijk voort uit de machtiging om voor haar de BTW-aangiften te doen. X heeft ondanks deelname aan de KOR toch facturen met BTW verstuurd. De naheffing is dus terecht. X is voor 2022 uitgenodigd tot het doen van BTW-aangiften, maar kort daarna is deze fout door de inspecteur gecorrigeerd. Aan deze gang van zaken kan X niet het vertrouwen ontlenen dat de KOR met terugwerkende kracht is beëindigd per 1 januari 2020. X krijgt vanwege de vernietigde boete wel een proceskostenvergoeding van € 2097.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet op de omzetbelasting 1968 artikel 25

Wet op de omzetbelasting 1968 artikel 25A

Wet op de omzetbelasting 1968 artikel 37

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 10 december

Informatiesoort: VN Vandaag

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen