Rechtbank Gelderland oordeelt dat de BTW-vrijstelling voor beleggingsfondsen of -maatschappijen van ter collectieve belegging bijeengebracht vermogen niet van toepassing is. Volgens de rechtbank is X geen gemeenschappelijk beleggingsfonds.
X is een ondernemingspensioenfonds. De werkgever betaalt X jaarlijks een pensioenpremie en stelt zich voor de periode 2014 - 2020 garant tot een maximumbedrag als de pensioenpremie te laag blijkt voor de inkoop van het nagestreefde pensioen. X geeft in het vierde kwartaal van 2017 haar verlegde BTW aan. X is van mening dat de vrijstelling voor beleggingsfondsen of -maatschappijen van ter collectieve belegging bijeengebracht vermogen van toepassing is. De inspecteur stelt dat deelnemers hiervoor te weinig beleggingsrisico lopen. X gaat in beroep. Rechtbank Gelderland stelt op 5 en 6 oktober 2022 in zes zaken, waaronder die van X, prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU. De rechtbank wil weten of en onder welke voorwaarden bepaalde bedrijfstakpensioenfondsen als gemeenschappelijke beleggingsfondsen moeten worden aangemerkt (art. 135 lid 1 onderdeel g Richtlijn 2006/112/EG). Nederland merkt de bedrijfstakpensioenfondsen niet aan als gemeenschappelijke beleggingsfondsen en gaat er daarom van uit dat de voor die fondsen verrichte beheersdiensten aan de BTW-heffing zijn onderworpen. Het Hof van Justitie EU heeft de prejudiciële vragen in zijn arrest van 5 september 2024 (C-639/22, V-N 2024/39.15) beantwoord. X stelt dat zij is aan te merken als een gemeenschappelijk beleggingsfonds, omdat de deelnemers beleggingsrisico dragen.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de BTW-vrijstelling voor beleggingsfondsen of -maatschappijen van ter collectieve belegging bijeengebracht vermogen niet van toepassing is. Volgens de rechtbank is X geen gemeenschappelijk beleggingsfonds. Het bedrag van de pensioenrechten en de pensioenuitkeringen is namelijk niet in de eerste plaats afhankelijk van de resultaten van de beleggingen. De deelnemers van X lopen daarom geen beleggingsrisico. De rechtbank stelt daarbij vast dat het pensioen van X een pensioen betreft op basis van arbeidsinkomen en dienstjaren, waarop aanpassingen plaats kunnen vinden. Verder is X volgens de rechtbank ook niet vergelijkbaar met een icbe en ook niet met andere pensioenfondsen die wel worden beschouwd als gemeenschappelijk beleggingsfonds. De blote stellingen die X daartoe aanvoert zijn ontoereikend. De inspecteur heeft dan ook terecht geweigerd om de BTW-vrijstelling toe te passen. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Omzetbelasting
Editie: 19 juni
Informatiesoort: VN Vandaag
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief