A-G Wattel concludeert dat de jaarlijkse oprenting van de verplichting niet jaarlijks aftrekbaar is bij het bepalen van de winst van X BV. Het belang moet weliswaar op de (fiscale) balans worden geactiveerd, maar de resultaten van deze post zijn onderdeel van de kostprijs.

Belanghebbende, X BV, en het met haar gevoegde A BV, houden zich bezig met de handel in alcoholische dranken. In 2016 komen X BV en A BV met het Franse B SA overeen dat B SA al haar belangen in drankhandel inbrengt in haar dochter C SAS en dat A BV 7% van de aandelen in C SAS verwerft. Daarbij wordt ook overeengekomen dat A BV alle aandelen in C SAS kan verwerven, wanneer zij een optie uitoefent. X BV activeert vervolgens een economisch belang bij 93% van de aandelen in de Franse vennootschap op haar fiscale balans. Ook neemt zij een passiefpost op in verband met haar toekomstige verplichting om de uitoefenprijs van de call-optie te voldoen. X BV gaat daarbij uit van de contante waarde (€ 66,7 mln) van deze verplichting, uitgaande van betaling van de uitoefenprijs op 1 december 2020. De aangroei wordt jaarlijks als aftrekpost in aanmerking genomen. A BV oefent uiteindelijk op 2 december 2020 een call-optie uit waarmee zij 93% van de aandelen in C SAS verwerft. De inspecteur is van mening dat X BV de deelneming in de Franse vennootschap niet kan activeren en in verband daarmee dan ook geen rente in aftrek kan brengen. Rechtbank Noord-Holland stelt de inspecteur in het gelijk. Hof Amsterdam oordeelt dat X BV het belang van 93% op haar (fiscale) balans moet activeren. De kans dat de call-optie niet wordt uitgeoefend is namelijk bijzonder klein. Ook is de kans op winstuitkeringen door of onttrekkingen uit C SAS vóór de uitoefening van die optie de facto uitgesloten. X BV heeft door het sluiten van de optieovereenkomst dan ook op 1 december 2016 het gehele economische belang bij de 93% aandelen in C SAS verkregen en geldt voor toepassing van de deelnemingsvrijstelling als aandeelhouder van het pakket van 93%. Bij de waardering van de balansposten is X BV terecht uitgegaan van de contante waarde. De jaarlijkse oprenting van de verplichting is steeds jaarlijks aftrekbaar bij het bepalen van de winst van X BV. Het hof vermindert de aanslagen. De staatssecretaris gaat in cassatie.

A-G Wattel concludeert dat de jaarlijkse oprenting van de verplichting niet jaarlijks aftrekbaar is bij het bepalen van de winst van X BV. X BV moet het belang van 93% weliswaar op haar (fiscale) balans activeren, maar de resultaten van deze post zijn onderdeel van de kostprijs van de economische eigendom of van de toekomstige volle eigendom van de aandelen. De advocaat-generaal adviseert dan ook om het beroep in cassatie van de staatssecretaris gegrond te verklaren en de zaak zelf af te doen.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 artikel 8

Instantie: Hoge Raad (Parket)

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Editie: 15 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

33

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen