Belanghebbende, X Ltd., is opgericht naar Cypriotisch recht en is gevestigd op Cyprus. Zij maakt onderdeel uit van een internationaal concern dat actief is in diverse sectoren (constructie, transport, bankieren en retail). In 2013 richt zij dochtermaatschappij Y BV op. Y BV is gevestigd in Nederland. In de jaren 2013-2017 keert Y BV dividenden uit van tussen de € 3 mln. en de € 13 mln. De inspecteur is van mening dat de antimisbruikbepaling uit art. 17 lid 3 onderdeel b Wet VPB 1969 van toepassing is en trekt de dividenden in de Nederlandse belastinggrondslag. X Ltd. is het daar niet mee eens en stelt daarbij dat zij een materiële onderneming drijft en het belang in de dochtermaatschappij niet ter belegging houdt. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de antimisbruikbepaling niet van toepassing is en dat de door X Lld. van haar dochtermaatschappij ontvangen dividenduitkeringen ten onrechte in de Nederlandse belastingheffing zijn betrokken. De door X Ltd. genoemde redenen om Nederland onderdeel te laten uitmaken van de groepsstructuur vindt de rechtbank niet onlogisch. Dat het invoegen van Nederland binnen de groepsstructuur ‘geen (enkel) verband houdt met de economische realiteit’ is dan ook niet juist, mede gezien ook de zeer brede ondernemingsactiviteiten van de groep. Een en ander geldt ook voor de argumenten over de beschermingsmaatregelen. De rechtbank stelt verder ook nog vast dat vóórdat Nederland in de groepsstructuur werd ingeschoven er in het geheel geen Nederlandse belastingclaim op eventuele dividenden rustte.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat is voldaan aan de subjectieve voorwaarde (het ab wordt gehouden met als voornaamste doel om de heffing van dividendbelasting bij een ander te ontgaan): zonder tussenkomst van X Ltd. zou namelijk een hoger bedrag aan dividendbelasting en IB zijn verschuldigd. Als Y BV de dividenden rechtstreeks uitkeert aan de UBO’s zouden deze worden aangemerkt als reguliere ab-voordelen en worden belast in de IB naar een tarief van 25%. De inspecteur maakt ook aannemelijk dat X Ltd. het ab in Y BV houdt als belegging, zodat X Ltd. ook voldoet aan de ondernemingstoets. Ook wordt voldaan aan het doelvereiste: het subjectieve element van misbruik is aanwezig. De inspecteur heeft de dividenduitkeringen van Y BV dan ook terecht belast op grond van de antimisbruikbepaling. X Ltd. fungeert binnen het concern namelijk als doorstroomvennootschap, die is geschakeld tussen de buiten de EU gevestigde achterliggende aandeelhouders en het in Nederland gevestigde Y BV, om de heffing van Nederlandse belasting te ontgaan, zonder dat X Ltd. of haar vestiging in Cyprus reële betekenis heeft. Er is dan sprake van een kunstmatige constructie. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en handhaaft de aanslagen.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 17