Belanghebbende, X, houdt de aandelen in Y BV. In verband met de eigen woning zijn leningen afgesloten, onder andere bij Y BV, tot een bedrag van € 1,1 mln. Per 1 januari 2016 worden twee nieuwe leningen afgesloten bij Y BV. De ene voor een bedrag van € 349.999 en de andere voor € 200.000. De inspecteur legt een IB-navorderingsaanslag op aan X. Hij is van mening dat het bedrag van € 349.999 moet worden aangemerkt als een onttrekking van vermogen uit de BV en dus als een regulier ab-voordeel. Daarnaast accepteert hij de afgetrokken hypotheekrente van € 6021 in box 1 niet.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X vermogen aan zijn BV heeft onttrokken. De inkomenspositie van X op 1 januari 2016 biedt namelijk geen basis voor het aangaan van de lening van € 349.999. De inspecteur heeft dit bedrag dan ook terecht als regulier ab-voordeel in aanmerking genomen. De rechtbank verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 13 januari 2023 (20/01589, ECLI:NL:HR:2023:26, V-N 2023/4.7). Verder is de rechtbank van mening dat Y BV de lening niet onder gelijke voorwaarden met een derde zou hebben gesloten. Het verstrekken van de lening is dan aan te merken als een vermogensverschuiving van Y BV naar X om hem te bevoordelen. Beide partijen moeten zich hiervan ook bewust zijn geweest. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 28 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag