Rechtbank Rotterdam oordeelt dat het EOM in redelijkheid kan komen tot een raming meer dan € 10 mln schade en dus bevoegd is om tot strafvervolging over te gaan.

X is feitelijk bestuurder van een bedrijf, dat sinds april 2020 deel uitmaakt van een EU-fraudeconstructie. Zijn bedrijf fungeert ruim anderhalf jaar bij grensoverschrijdende transacties als “missing trader c.q. ploffer”. Er wordt intracommunautair tegen 0% ingekocht bij buitenlandse bedrijven en vervolgens binnenlands verkocht tegen het hoge BTW-tarief zonder dit in BTW-aangiften te verantwoorden. In geschil is primair de strafrechtelijk bevoegdheid van het Europees Openbaar Ministerie (EOM). Het EOM is bevoegd bij grensoverschrijdende BTW-fraudezaken met een totale schade van meer dan € 10 mln.

Rechtbank Rotterdam oordeelt dat het EOM in redelijkheid kan komen tot een raming meer dan € 10 mln schade en dus bevoegd is om tot strafvervolging over te gaan (art. 22 lid 1 Vo (EU) 2017/1939). De raming is terecht gebaseerd op een onderzoek van het EOM in Duitsland bij een Duitse leverancier, die de totale schade van de criminele organisatie eerder op een kleine € 40 mln had geschat. De toetsing is terughoudend, omdat niet relevant is of bij een uiteindelijke veroordeling de schade lager uitvalt dan de raming vooraf. Door een eerdere strafzaak is de chronisch zieke X inmiddels dakloos en zit hij zonder inkomsten. X is vrijwillig akkoord gegaan met een afdoeningsvoorstel en doet afstand van zijn verdedigingsrechten (zie HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, NJ 2023/31). De eis van de gedelegeerd Europees aanklager doet in voldoende mate recht aan de ernst van het misdrijf. X krijgt een gevangenisstraf van 197 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 240 uren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wetboek van Strafvordering 350

Wetboek van Strafvordering 348

Instantie: Rechtbank Rotterdam

Rubriek: Strafrecht, Omzetbelasting

Editie: 3 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

155

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen