X is vanaf 2005 bestuurder van X3 BV. Deze BV houdt alle aandelen in X4 BV, waarvan X de bestuurder is. X is van 4 december 2008 tot 27 december 2021 houder van alle aandelen in X3 BV. In 2006 heeft X4 BV een beheerovereenkomst gesloten met een derde. Op grond van die overeenkomst moet X4 BV € 300.000 beleggen tegen 12% rente en uiterlijk op 15 december 2008 € 295.000 terugbetalen. X4 BV kan deze verplichting niet nakomen, omdat het geld door een herbelegging is uitgeleend aan de DGA van een (destijds) beursgenoteerd uitvindersbedrijf. In januari 2009 wordt daarom een nieuwe leningovereenkomst gesloten en X is hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming daarvan. In 2016 wordt uiteindelijk executoriaal beslag gelegd op zijn pensioen. In zijn IB-aangifte over 2018 voert X in dat kader € 27.938 aan kosten op. Volgens X vloeien de kosten voort uit zijn voormalig dienstverband en is het negatief loon. In geschil is of de inspecteur de aftrek terecht heeft geweigerd. Rechtbank Gelderland oordeelt dat geen causaal verband bestaat tussen de betalingen en zijn oude dienstverband. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de borgstelling van X een uitvloeistel is van zijn (enig) aandeelhouderschap van X4 BV. Naast X hadden namelijk ook een aantal andere – door hem beheerste – BV's zich hoofdelijk voor de lening verbonden. X maakt niet aannemelijk dat de betaalde schadevergoeding rechtstreeks samenhangt met zijn oude dienstbetrekking bij X4 BV. X heeft ná 15 december 2008 de beslissing tot herbelegging genomen. Hij was toen al (middellijk) enig-aandeelhouder van X4 BV. Het beroep is alleen gegrond voor wat betreft de immateriële schadevergoeding. Het feit dat de bezwaarprocedure is aangehouden in verband met een hersenbloeding van X en dat hij in de gelegenheid is gesteld nadere stukken in te brengen, zijn geen bijzondere omstandigheden die verlenging van de redelijke termijn rechtvaardigen (zie HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, V-N 2016/13.4). De immateriële schadevergoeding wordt vastgesteld op € 1000.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Loonbelasting
Editie: 2 september
Informatiesoort: VN Vandaag