Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat Nederland heffingsbevoegd is. X maakt niet aannemelijk dat hij inwoner is van Oostenrijk. Het hof stelt verder ook vast dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X na 25 september 2004 zijn leidinggevende taak in Nederland heeft uitgeoefend.

Bij een controle bij Z BV constateert de inspecteur dat Z BV een schuld heeft aan Y BV en dat Y BV is ontbonden. Ook is bekend dat de corresponderende vordering van Y BV om niet is overgedragen aan belanghebbende, dga X van Y BV. In het controlerapport vermeldt de inspecteur dat deze schuldverhouding wordt behandeld bij de VPB-aangifte 2014 van Y BV. Na onderzoek bij dga X vordert de inspecteur de niet geheven belasting na met rente en boete, ter zake van de verkrijging van de vordering op Z BV. Na tevergeefs bezwaar komt dga X in beroep. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt vast dat de inspecteur beschikt over een nieuw feit. Niet van belang is dat de relevante informatie bij de primitieve aanslagregeling aanwezig is in een controledossier bij een andere belastingplichtige. De rechtbank oordeelt dat X niet slaagt in het bewijs dat hij op grond van woonplaats of verblijf in Oostenrijk aan belasting is onderworpen en dat de inspecteur kan navorderen. Het gelijk is aan de inspecteur.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat Nederland heffingsbevoegd is. X maakt niet aannemelijk dat hij inwoner is van Oostenrijk. Het hof stelt verder ook vast dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X na 25 september 2004 zijn leidinggevende taak in Nederland heeft uitgeoefend. Ook maakt de inspecteur volgens het hof aannemelijk dat de vordering terecht voor de nominale waarde als overdrachtsprijs voor de fictieve vervreemding is aangemerkt en € 1,3 mln als ab-inkomen in aanmerking is genomen. De heropening van de vereffening van Y BV per 1 juni 2022 heeft geen gevolgen voor de heffing van IB/PVV in 2014. Daarnaast heeft de inspecteur ook nog terecht € 45.000 als ROW in aanmerking genomen in verband met twee betalingen die Z BV aan X in verband met gegeven advies heeft betaald. X maakt niet aannemelijk dat op de nota’s sprake is aan verschrijvingen en dat de betalingen zien op de inkoop van de paardenvrachtwagen en een auto van X. Het hof vernietigt nog wel de opgelegde boete.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 4

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Internationaal belastingrecht

Editie: 14 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

44

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen