Belanghebbende, X, en zijn vrouw worden door de inspecteur, in het kader van het BZN-project, geïdentificeerd als rekeninghouders van bankrekeningen bij de Van Lanschot bank te Luxemburg (VLB). X ontkent echter dat hij bankrekeningen bij de VLB aanhoudt. De inspecteur legt IB- en VB-(navorderings)aanslagen over de jaren 1995-2007 op aan X. X stelt onder andere dat het gebruik van de door de inspecteur verkregen informatie onrechtmatig is.
Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat de gegevens door de Nederlandse overheid niet zijn verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat het gebruik van die gegevens ontoelaatbaar is. Dat de gegevens eventueel door de Belgische autoriteiten op strafrechtelijk onrechtmatige wijze zijn verkregen, acht de rechtbank daarbij niet van belang. Verder overweegt de rechtbank dat de situatie vergelijkbaar is met de KB Lux-zaak, waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat geen sprake was van door de Nederlandse autoriteiten onrechtmatig verkregen bewijs. Ook overweegt de rechtbank nog dat er geen enkele aanwijzing is dat de Belgische overheid de hand heeft gehad in de ontvreemding van gegevens van Van Lanschot. Anderszins bestonden er voor de Nederlandse belastingautoriteiten ook geen redenen om aan te nemen dat bij de verkrijging van de gegevens een zo fundamenteel recht van de daarin vermelde personen was geschonden dat het instellen van een nader onderzoek naar de fiscale relevantie van die gegevens ontoelaatbaar moest worden geoordeeld. De inspecteur mag de gegevens dan ook gebruiken ter onderbouwing van de in geding zijnde (navorderings)aanslagen. Verder stelt de rechtbank nog vast dat het aannemelijk is dat X rechthebbende is tot de bankrekeningen en dat de inspecteur voldoende voortvarend heeft gehandeld bij het opleggen van de aanslagen. De rechtbank vernietigt uiteindelijk alleen de boetebeschikking bij de IB-aanslag 2005.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3