X BV exploiteert circa 176 woningen en heeft drie werknemers, waaronder haar statutair bestuurder die indirect 100% aandeelhouder is. De Belastingdienst legt voor de jaren 2018 tot en met 2022 naheffingsaanslagen loonheffingen op, gebaseerd op een gebruikelijk loon dat is afgeleid van de bezoldiging van bestuurders bij woningcorporaties. X BV neemt een lager bedrag als loon op, omdat de bestuurder parttime werkt en de functie volgens haar minder zwaar is dan bij een woningcorporatie. De inspecteur past bijtelling privégebruik toe voor een Mercedes en twee Mini Coopers. Partijen worden het eens dat voor de Mercedes geen bijtelling geldt. Voor de Mini Coopers verzoekt X BV om een verhaalbare bijtelling, omdat de auto’s aan een werknemer ter beschikking stonden en de bedragen volgens haar alsnog verhaald kunnen worden. Daarnaast zijn verzuimboetes opgelegd naar het wettelijk maximum, waarvan X BV de proportionaliteit betwist. In geschil is de hoogte van het gebruikelijk loon van de bestuurder, de mogelijkheid tot verhaal van de bijtelling privégebruik auto op de werknemer, en de hoogte van de verzuimboetes.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat beide partijen niet aan zijn of haar bewijslast hebben voldaan en stelt het loon vast op de wettelijke normbedragen zonder toepassing van een deeltijdfactor. De rechtbank oordeelt dat X BV niet aannemelijk maakt dat verhaal van de bijtelling privégebruik auto op de werknemer mogelijk is, omdat bewijs en intentie ontbreken. Het verzoek om een verhaalbare bijtelling wordt daarom afgewezen. De rechtbank matigt de verzuimboetes tot een lager bedrag, gelet op de omstandigheden en het standpunt van de inspecteur. De beroepen zijn gegrond, de uitspraak op bezwaar wordt vernietigd en de naheffingsaanslagen worden verminderd.
Wetingang:
Wet op de loonbelasting 1964 artikel 12A
Wet op de loonbelasting 1964 artikel 31
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Loonbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 15 september
Informatiesoort: VN Vandaag