X staat in 2019 ingeschreven op een Duits adres en dient op 13 januari 2022 een herziene aangifte IB/PVV 2019 in als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Hij claimt aftrek voor eigenwoningrente en geeft aan alle hypotheeklasten te betalen. Bij de aanslagoplegging weigert de inspecteur de renteaftrek wegens het ontbreken van een inkomensverklaring. Na overlegging van deze verklaring én aanvullende informatie over eigendom en hypotheekbetaling, honoreert de inspecteur slechts gedeeltelijk de aftrekpost, namelijk 50% van het eigenwoningforfait en € 3407 aan rente. X stelt dat ook het overige deel aftrekbaar is en dient bezwaar in. De inspecteur heeft het bezwaar deels toegewezen. In beroep is in geschil of X voldoende bewijs levert om volledige aftrek van eigenwoningrente in aanmerking te nemen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij meer rente betaalt dan het door de inspecteur geaccepteerde bedrag van € 3407. Volgens de wet is aftrek alleen mogelijk indien de betaling met schriftelijke stukken is onderbouwd. Omdat X geen betalingsbewijzen overlegt, verwerpt de rechtbank zijn stelling. X' beroep is ongegrond.
Wetingang:
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.120
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.119A
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.123
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 25 september
Informatiesoort: VN Vandaag