X staat in 2019 ingeschreven op een Duits adres en dient als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige aangifte IB/PVV in. Hij claimt aftrek van eigenwoningrente en specifieke zorgkosten. De inspecteur staat deze niet toe, omdat cruciale bewijsstukken ontbreken. X overlegt pas ter zitting enkele documenten, waaronder brieven van banken, een jaaroverzicht en Duitse bankafschriften, waaruit volgens de inspecteur blijkt dat sprake is van oprenting in plaats van maandelijkse rentebetaling. Voor de zorgkosten heeft X geen bewijs van betaling of druk overgelegd. Eerdere aangiften waarin de aftrek wel is toegepast, zijn door de inspecteur gevolgd zonder onderzoek. In geschil is of X recht heeft op aftrek van eigenwoningrente en specifieke zorgkosten op basis van de overgelegde stukken en het vertrouwensbeginsel.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X onvoldoende aantoont dat de lening waarvoor hij rente aftrekt volledig kwalificeert als eigenwoningschuld en dat daadwerkelijk rente is betaald in 2019. De ter zitting overgelegde stukken bieden onvoldoende inzicht, waardoor de aftrek terecht wordt geweigerd. Voor zorgkosten geldt dat X geen bewijs van betaling of druk levert, zodat de inspecteur de aftrek terecht weigert. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt, omdat eerdere jaren zonder onderzoek zijn gevolgd en daaruit geen vertrouwen voor latere jaren kan worden afgeleid. Het beroep is ongegrond en de aanslag blijft in stand.
Wetingang:
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.120
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.119A
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.123
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 6.1
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 6.2
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 30 september
Informatiesoort: VN Vandaag