Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op een hogere aftrek voor specifieke zorgkosten, omdat hij de extra vervoerskosten voor zijn verstandelijk gehandicapte dochter onvoldoende onderbouwt. Zijn beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet omdat hij de vervoerskosten anders berekent dan de inspecteur in een eerder jaar doet.

X is gehuwd en heeft twee dochters, waarvan één verstandelijk gehandicapt is en intensieve zorg nodig heeft. X en zijn vrouw verzorgen haar thuis. In de aangifte IB/PVV 2021 claimt X een persoonsgebonden aftrek voor specifieke zorgkosten, waaronder uitgaven voor medicijnen en extra vervoerskosten. De inspecteur accepteert slechts een deel van de opgevoerde kosten, waardoor de aftrek nihil is vanwege de inkomensafhankelijke drempel. X voert aan dat hij recht heeft op een hogere aftrek, met name voor extra vervoerskosten voor het vervoer van zijn dochter naar speciaal onderwijs en stage, en baseert zich daarbij op een eerdere berekeningswijze van de inspecteur bij de aanslag van zijn andere dochter in 2018. De inspecteur betwist dat X de kosten voldoende onderbouwt en wijst op het ontbreken van bewijsstukken zoals facturen en kilometerstanden. X beroept zich op de zitting daarnaast op het vertrouwensbeginsel, stellende dat hij mag uitgaan van de eerdere handelwijze van de inspecteur. In geschil is of X recht heeft op een hogere persoonsgebonden aftrek voor specifieke zorgkosten, met name extra vervoerskosten, en of het vertrouwensbeginsel is geschonden.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt dat X niet aannemelijk maakt dat hij recht heeft op een hogere aftrek voor specifieke zorgkosten. X levert onvoldoende bewijs voor de extra vervoerskosten, zoals facturen of een sluitende berekening, ondanks herhaalde verzoeken van de inspecteur. Het is aan X is om de kosten te onderbouwen, ook gezien de bewijslastverdeling. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt, omdat de situatie in 2021 verschilt van die in 2018 en X niet dezelfde berekeningswijze hanteert als de inspecteur in 2018. De rechtbank verwerpt het beroep en laat de aanslag in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30k

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30j

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30i

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30h

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30g

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30f

Wet inkomstenbelasting 2001 6.40

Wet inkomstenbelasting 2001 6.1

Wet inkomstenbelasting 2001 6.17

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 28 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

23

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen