X doet aangifte IB/PVV 2021 en geeft als persoonsgebonden aftrek specifieke zorgkosten van € 2.784 op. De inspecteur accepteert een aftrek van € 306. X stelt dat hij en zijn zoon door chronische pijnklachten en ziekten extra uitgaven hebben voor onder meer dextrose, een speciale contactlens, eiwitrijk voedsel en vervoer. Hij overlegt betalingsbewijzen van winkels en openbaar vervoer. Rechtbank Den Haag verklaart het beroep ongegrond, waarna X hoger beroep instelt.
Hof Den Haag bevestigt de uitspraak van de rechtbank die oordeelt dat de door X opgegeven zorgkosten buiten de wettelijke aftrek vallen of onvoldoende zijn onderbouwt. In hoger beroep voert X geen nieuwe feiten of nadere argumenten aan die tot een ander oordeel leiden. Uitgaven zoals contactlenzen, lenzenvloeistof en dextrose vallen buiten de limitatieve opsomming van art. 6.17 Wet IB 2001 of missen bewijs van direct verband met ziekte. Voor dieetkosten ontbreekt een ondertekende dieetverklaring. Daarnaast geeft het hof een herhaalde waarschuwing aan X over grievend taalgebruik in de processtukken. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetingang:
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 6.1
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 6.17