Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X BV geen recht heeft op aftrek van voorbelasting op advieskosten, omdat deze kosten als privé-uitgaven van de aandeelhouders kwalificeren en geen direct verband hebben met de belaste economische activiteiten van de vennootschap.

X BV maakt in de periode 2015-2019 kosten voor fiscale advisering over bedrijfsopvolging binnen de familie. Over deze adviesdiensten brengen dienstverleners omzetbelasting in rekening, die X BV als voorbelasting aftrekt in haar aangiften omzetbelasting. De inspecteur merkt voor 2015-2018 een bedrag van € 160.255,49 en voor 2018-2019 een bedrag van € 32.796 exclusief BTW aan als privé advieskosten en legt naheffingsaanslagen omzetbelasting en beschikkingen belastingrente op voor beide perioden. In geschil is of de advieskosten voldoende verband houden met de BTW-belaste prestaties van X BV en of X BV recht heeft op aftrek van voorbelasting over de advieskosten.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de advieskosten niet kwalificeren als zakelijke kosten van X BV, maar als privé-uitgaven van de aandeelhouders (zie ook V-N Vandaag 2025/1677). X BV is daarom niet de afnemer van de belaste prestaties. De rechtbank stelt vast dat ook geen sprake is van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de kosten en de economische activiteiten van X BV. Een louter causaal verband is onvoldoende volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Hierdoor bestaat geen recht op aftrek van voorbelasting. De belastingrentebeschikkingen volgen de naheffingsaanslagen en blijven eveneens in stand. De rechtbank verklaart de beroepen van X BV ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Wet op de omzetbelasting 1968 2

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Omzetbelasting

Editie: 5 september

Informatiesoort: VN Vandaag

53

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen