X, geboren in 2000, volgt in 2019 een VWO-opleiding en maakt hiervoor € 40.477 aan kosten voor studiegeld en boeken. Zijn gemachtigde voert deze uitgaven op als aftrekpost in de aangifte inkomstenbelasting 2019. De inspecteur wijkt af van de aangifte en weigert aftrek, met verwijzing naar jurisprudentie waarin algemene vormende opleidingen doorgaans niet kwalificeren als scholingsuitgaven. X stelt dat de opleiding noodzakelijk is voor toelating tot een universitaire studie aardwetenschappen om later als paleontoloog inkomen te verdienen. In 2020 claimt X € 20.477 als restant persoonsgebonden aftrek, voortvloeiend uit de 2019-uitgaven. De inspecteur corrigeert dit volledig omdat in 2019 geen persoonsgebonden aftrek is vastgesteld. In geschil is of de VWO-scholingsuitgaven in 2019 aftrekbaar zijn en of in 2020 een restant persoonsgebonden aftrek bestaat.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de VWO-opleiding van X in een te ver verwijderd verband staat tot het verwerven van inkomen uit werk en woning. Anders dan in het aangehaalde arrest uit 1980 volgt na de VWO-opleiding eerst wetenschappelijk onderwijs dat niet als beroepsopleiding kwalificeert. Er is geen bijzondere omstandigheid die aftrek rechtvaardigt. Hierdoor komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de kosten op X drukken. Omdat de aftrek in 2019 ontbreekt, kan X in 2020 geen restant persoonsgebonden aftrek claimen. Beide beroepen zijn ongegrond.
Wetingang:
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 6.1
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 6.2A
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 6.27
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 2 december
Informatiesoort: VN Vandaag