X exploiteert een assurantiekantoor. In 2017 verkoopt X na zijn pensioen alsnog een deel van zijn verzekeringsportefeuille. In geschil zijn diverse IB-aanslagen vanaf 2012, die conform de aangiften zijn opgelegd, alsmede de belastingrente. Volgens Rechtbank Den Haag zijn de verzoeken om ambtshalve vermindering buiten de vijfjaarstermijn ingediend. De verzoeken zijn dus terecht afgewezen. De belastingrente vloeit wettelijk voort uit het uitstel dat voor het indienen van de aangiften is genoten.
Hof Den Haag oordeelt dat de vijfjaarstermijn niet wordt verlengd met het uitstel dat voor het doen van aangiften is verleend. X dreef tot zijn pensioen een assurantiekantoor, zodat aannemelijk is dat de opbrengst in 2017 ter zake van de verkoop van de portefeuille een nagekomen winstbate is en niet in box 3 valt. De belastingrente is terecht in rekening gebracht, ondanks dat steeds binnen de uitsteltermijn aangifte werd gedaan. De inspecteur hoeft niet te waarschuwen dat uitstel tot belastingrente kan leiden. Het beroep van X is ongegrond.
Wetingang:
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 9.6
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 artikel 45AA
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 30FC
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 20 november
Informatiesoort: VN Vandaag