X ontvangt in 2022 een arbeidsongeschiktheidspensioen van Pensioenfonds Vervoer en een IVA-uitkering van het UWV. In zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2022 geeft X een verzamelinkomen op van € 69.124. De inspecteur stelt het verzamelinkomen vast op € 38.361 en legt de aanslag op zonder arbeidskorting toe te passen. X maakt bezwaar tegen de aanslag en stelt dat hij recht heeft op € 226 arbeidskorting. De inspecteur wijst het bezwaar af en stuurt de brief van X met zijn reactie op de uitspraak op bezwaar als beroepschrift door naar de rechtbank. Uit de door de inspecteur overgelegde informatie blijkt dat zowel het pensioenfonds als het UWV de groene tabel toepassen, bedoeld voor inkomsten uit vroegere arbeid, en dat bij de loonheffing geen arbeidskorting is toegepast. X betoogt dat de inspecteur ten onrechte geen arbeidskorting heeft toegekend.

In geschil is of X recht heeft op arbeidskorting over zijn arbeidsongeschiktheidspensioen en IVA-uitkering.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op arbeidskorting, omdat het arbeidsongeschiktheidspensioen en de IVA-uitkering niet kwalificeren als arbeidsinkomen. De rechtbank overweegt dat arbeidskorting alleen geldt voor loon uit tegenwoordige arbeid, dat wil zeggen inkomsten die een rechtstreekse beloning vormen voor in een bepaald tijdvak verrichte arbeid. De uitkeringen van X houden geen direct verband met arbeid in een bepaald tijdvak, maar zien op vroegere arbeid. De rechtbank verwerpt het standpunt van X. Het beroep is ongegrond en de aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 8.11

Wet inkomstenbelasting 2001 8.1