Aan X is een aangifte IB/PVV uitgereikt over het jaar 2021. X ontvangt uitstel voor het indienen van de aangifte tot 1 mei 2023. Nadat de inspecteur een herinnering stuurt, meldt de gemachtigde van X per e-mail dat de DigiD-codes ontbreken. Op 27 juni 2023 volgt een aanmaning met een uiterste indieningsdatum van 11 juli 2023. X dient op 20 juli 2023 de aangifte in. De inspecteur stelt de aanslag IB/PVV vast en legt een verzuimboete op. In geschil is of de verzuimboete wegens te late indiening van de aangifte IB/PVV 2021 terecht is opgelegd en of sprake is van afwezigheid van alle schuld.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig zou worden ingediend. De verzuimboete wordt gehandhaafd. De door X gestelde problemen met DigiD leiden niet tot avas. Het is de rechtbank onduidelijk welke problemen er met DigiD zouden zijn geweest. X en de gemachtigde houden dit vaag. Dat maakt het voor de rechtbank lastig om concreet te reageren op de stelling van X. Ook als X op het allerlaatste moment gebeld zou hebben met de Belastingdienst, wat door de inspecteur wordt bestreden, levert dit in de regel zonder nadere onderbouwing geen avas op. De boete is passend en geboden. Het beroep is ongegrond.
Wetingang:
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 67A
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingrecht algemeen, Inkomstenbelasting
Editie: 23 december
Informatiesoort: VN Vandaag