X BV verkoopt in 2015 dure sportpaarden aan afnemers buiten de EU. Vanaf de verkoop worden de paarden bereden door ruiters die gelieerd zijn aan de afnemers. In geschil is of bij de export terecht het BTW-nultarief is toegepast. Volgens de inspecteur zijn de paarden niet pas geleverd op het (veel) latere moment van export. In 2020 legt hij daarom een naheffing op van € 560.700 met € 105.492 belastingrente. Voor één paard stelt X BV dat deze na een negatieve medische keuring uiteindelijk gratis als relatiegeschenk aan de koper is weggegeven.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat voor de meeste paarden de macht om er als eigenaar over te beschikken direct aan de afnemers is overgedragen. Uit de koopovereenkomsten en facturen volgt namelijk dat zij direct de volledige koopsom verschuldigd waren en dat de paarden zijn verkocht onder de voorwaarde ‘as is where is’. De afnemers zijn ook ruim voorafgaand aan de export als eigenaar geregistreerd in de database van de Fédération Equestre Internationale (FEI). X BV maakt – met uitzondering van het afgekeurde paard – niet aannemelijk dat zij de nageheven BTW niet meer op de afnemers kan verhalen. De ontvangen vergoedingen zijn dus niet als inclusief de verschuldigde BTW aan te merken. Het afgekeurde paard had nog steeds een waarde van € 25.000. Voor slechts één paard wordt de export wel als moment van levering aanvaard. Na de koop had die afnemer kennelijk anderhalve maand nodig om te kunnen voldoen aan quarantaineregels en om een beschikbare vliegreis te boeken. De aanslag wordt verlaagd tot € 518.839.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 9
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Omzetbelasting
Editie: 21 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag