Hof Den Haag oordeelt op grond van HvJ EG 5 september 2024, ECLI:EU:C:2024:688, V-N 2024/39.15, dat X BV geen ter collectieve belegging bijeengebracht vermogen is. Hierbij is doorslaggevend dat de deelnemers aan het pensioenfonds niet het beleggingsrisico dragen.

X BV is een bedrijfstakpensioenfonds en voert de pensioenregeling uit voor haar werknemers. X BV is geen instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe), maar wel onderworpen aan bijzonder overheidstoezicht. Ook wordt X BV gefinancierd door toekomstige pensioenontvangers en belegt X BV volgens het beginsel van risicospreiding. Vanaf medio juni 2017 koopt X BV vermogensbeheerdiensten in van A Ltd., een buitenlandse vermogensbeheerder. X BV voldoet de naar haar verlegde BTW over deze ingekochte vermogensbeheerdiensten via de BTW-aangifte over het derde kwartaal 2018. In geschil is of X BV kwalificeert als een ‘ter collectieve belegging bijeengebracht vermogen’ in de zin van art. 11 lid 1 onderdeel i Wet OB 1986.

Hof Den Haag oordeelt op grond van HvJ EG 5 september 2024, ECLI:EU:C:2024:688, V-N 2024/39.15, dat X BV geen ter collectieve belegging bijeengebracht vermogen is. Hierbij is doorslaggevend dat de deelnemers aan het pensioenfonds niet het beleggingsrisico dragen. Het bedrag van de pensioenrechten en de pensioenuitkeringen van de deelnemers aan het bedrijfstakpensionfonds van X BV is in ruime mate vooraf bepaald op basis van het middelloon en het aantal dienstjaren. X BV is ook niet vergelijkbaar met een Defined Contribution-pensioenfonds. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Omzetbelasting

Editie: 20 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

33

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen