Rechtbank Gelderland oordeelt dat het pensioenfonds niet kan worden aangemerkt als een gemeenschappelijk beleggingsfonds. Het bedrag van de pensioenrechten en de pensioenuitkeringen is namelijk niet in de eerste plaats afhankelijk van de resultaten van de beleggingen.

In zes zaken stelt Rechtbank Gelderland op 5 en 6 oktober 2022 prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU (X, Stichting BPL Pensioen, Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het levensmiddelenbedrijf, Fiscale Eenheid Achmea BV, Y en Stichting Pensioenfonds voor Fysiotherapeuten). De rechtbank wil weten of en onder welke voorwaarden bepaalde bedrijfstakpensioenfondsen als gemeenschappelijke beleggingsfondsen moeten worden aangemerkt (art. 135 lid 1 onderdeel g Richtlijn 2006/112/EG). Nederland merkt de bedrijfstakpensioenfondsen niet aan als gemeenschappelijke beleggingsfondsen en gaat er daarom van uit dat de voor die fondsen verrichte beheersdiensten aan de BTW-heffing zijn onderworpen. Het Hof van Justitie EU heeft de prejudiciële vragen in zijn arrest van 5 september 2024 (C-639/22, V-N 2024/39.15) beantwoord. In de onderhavige procedure gaat het om een pensioen op basis van arbeidsinkomen en dienstjaren, waarop aanpassingen plaats kunnen vinden. In geschil is of het pensioenfonds is aan te merken als een gemeenschappelijk beleggingsfonds en in het bijzonder of de deelnemers beleggingsrisico dragen.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat het pensioenfonds niet kan worden aangemerkt als een gemeenschappelijk beleggingsfonds. Het bedrag van de pensioenrechten en de pensioenuitkeringen is namelijk niet in de eerste plaats afhankelijk van de resultaten van de beleggingen. De deelnemers van het pensioenfonds lopen daarom geen beleggingsrisico. De rechtbank overweegt daarbij onder andere dat het pensioenfonds niet aannemelijk maakt dat en in welke mate het bedrag van de pensioenrechten en pensioenuitkeringen wordt aangepast al naar gelang de beleggingsresultaten. Verder is het pensioenfonds volgens de rechtbank ook niet vergelijkbaar met andere pensioenfondsen die wel worden beschouwd als gemeenschappelijk beleggingsfonds. De blote stellingen die het pensioenfonds daartoe aanvoert zijn ontoereikend. De inspecteur heeft dan ook terecht geweigerd om de BTW-vrijstelling toe te passen. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Omzetbelasting

Editie: 19 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

24

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen