A BV was de moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de VPB. Haar aandeelhouders waren X BV en D BV en zij bezaten ieder de helft van de aandelen. B BV was vanaf 1 januari 2016 onderdeel van de fiscale eenheid en liet een datacenter bouwen. Het project is op 7 november 2016 aan haar opgeleverd. De volgende dag is het datacenter aan een belegger verkocht. De betaling en levering vond op dezelfde dag plaats. Op 30 december 2016 verkoopt A BV de aandelen B BV, die vervolgens deel gaat uitmaken van een andere fiscale eenheid. In haar VPB-aangifte voor 2016 wordt door A BV € 7.814.303 gedoteerd aan een herinvesteringsreserve. Haar aandeelhouders besluiten in 2018 tot haar liquidatie. In geschil is de definitieve VPB-aanslag van 2016, die op 31 oktober 2020 is vastgesteld en naar haar laatst bekende adres is gestuurd. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant maakt X BV als vereffenaar aannemelijk dat A BV op 15 oktober 2018 is opgehouden te bestaan en dat zij als oud-vereffenaar in bezwaar en beroep kan gaan. De dotatie aan de herinvesteringsreserve is terecht niet toegestaan. Partijen gaan in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de aanslag weliswaar niet aan A BV is verzonden of door heropening van de vereffening aan X BV bekend is gemaakt. Echter, X BV is op een andere wijze bekend geworden met de aanslag en zij was in staat om tijdig bezwaar te maken. De aanslag is tijdig opgelegd, omdat de aanslagtermijn – gelet op het verleende uitstel voor de aangifte – pas op 30 november 2020 eindigde. X BV maakt niet aannemelijk dat het project een bedrijfsmiddel was, omdat niet de overheersende wil of bedoeling aanwezig was om het duurzaam aan de onderneming te verbinden. Zo is onvoldoende concreet gemaakt met welk doel het datacenter werd gebouwd en welke plaats en functie het in de onderneming van B BV of A BV zou krijgen. De vraag of eind 2016 sprake was van een herinvesteringsvoornemen behoeft dus geen bespreking meer. De beroepen zijn ongegrond.
Wetingang:
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 11
Invorderingswet 1990 artikel 8
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.54
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 9 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag