Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X in 2020 juridisch en economisch gerechtigd is tot 50% van de uitkeringen uit een saldolijfrentepolis, omdat de vereiste schriftelijke mededeling aan de verzekeraar pas in 2024 plaatsvindt. De rechtbank bevestigt dat de inspecteur de afrekenverplichting terecht tot het belastbaar inkomen van X rekent.

X is van 1985 tot 2007 gehuwd met haar ex-partner. Op 27 januari 2007 stellen zij een echtscheidingsconvenant op waarin het recht op een kapitaalverzekering bij Hooge Huys aan de ex-partner wordt toebedeeld. Deze polis wordt voortgezet als een saldolijfrentepolis bij Reaal Verzekeringen. In 2020 vervalt de vrijstelling onder het overgangsrecht, waardoor de waarde van de saldolijfrente per 31 december 2020 relevant wordt. De verzekeraar stelt de waarde vast en de inspecteur ontvangt een renseignement waaruit blijkt dat X gerechtigd is tot 50% van de polis. In de aangifte van X is geen afrekenverplichting opgenomen. De inspecteur wijkt hiervan af en stelt een aanslag IB/PVV 2020 vast, inclusief belastingrentebeschikking. In 2024 informeren X en haar ex-partner de verzekeraar schriftelijk over de overdracht van het 50%-deel aan de ex-partner. Tijdens de beroepsprocedure presenteert X het standpunt dat zij door het convenant niet gerechtigd is tot de uitkeringen, terwijl de inspecteur stelt dat X tot 2020 juridisch en economisch gerechtigd blijft omdat de schriftelijke mededeling aan de verzekeraar ontbreekt. In geschil is of X in 2020 juridisch en economisch gerechtigd is tot 50% van de saldolijfrentepolis en daarom belastingplichtig is voor de afrekenverplichting.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat art. 7:970 BW vereist dat de overdracht van rechten uit een verzekering schriftelijk aan de verzekeraar wordt gemeld. Omdat deze melding pas in 2024 plaatsvindt, is er in 2020 geen rechtsgeldige overdracht. Het echtscheidingsconvenant regelt alleen de interne verhouding tussen X en haar ex-partner en heeft geen externe werking tegenover de verzekeraar. De inspecteur rekent de afrekenverplichting daarom terecht tot het belastbaar inkomen van X. Het beroep is ongegrond en de aanslag IB/PVV 2020 blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 1.7

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.100

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.102

Burgerlijk Wetboek Boek 7 artikel 970

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 12 september

Informatiesoort: VN Vandaag

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen