X dient aangiften IB/PVV 2021 en 2022 in, waarin hij diverse inkomsten uit vroegere dienstbetrekking, pensioen en uitkeringen opgeeft. Daarnaast claimt X aftrek voor betaalde partneralimentatie en een restant persoonsgebonden aftrek (PGA) uit eerdere jaren. De inspecteur wijkt bij het vaststellen van de aanslag af van de aangiften door het restant PGA niet te accepteren en de aftrek voor partneralimentatie te beperken tot de bedragen die de ex-partner in haar aangiften als ontvangen aangeeft. X stelt dat op zijn inkomsten beslag is gelegd vanwege alimentatieschulden en dat hij meer alimentatie heeft betaald dan de inspecteur aan aftrek toestaat. X overlegt echter geen bewijsstukken van de betalingen of een beschikking restant PGA. X gaat in bezwaar en beroep. In beroep is in geschil is of X recht heeft op een hogere aftrek voor betaalde partneralimentatie en een restant persoonsgebonden aftrek in de aanslagen IB/PVV 2021 en 2022.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op een hogere aftrek voor betaalde partneralimentatie, omdat hij geen bewijsstukken overlegt waaruit de hoogte van de betalingen blijkt. De rechtbank acht de aangiften van de ex-partner het enige aanknopingspunt en volgt de correcties van de inspecteur. Voor het restant persoonsgebonden aftrek stelt de rechtbank vast dat X geen beschikking overlegt waaruit het recht op aftrek blijkt. X' beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 2a
Wet inkomstenbelasting 2001 6.2
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3
Wet inkomstenbelasting 2001 6.1
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 16 juli
Informatiesoort: VN Vandaag