Hof Den Haag oordeelt dat anders dan partijen op de zitting eensluidend hebben verklaard, komt aan X BV geen hogere vergoeding voor proceskosten in de bezwaarfase toe. Die vergoeding staat al onherroepelijk vast. omdat er bij de rechtbank niet over was geklaagd.

X BV doet BPM-aangiften voor 28 auto’s met schade. In geschil is de naheffing van (uiteindelijk) € 98.590. Volgens Rechtbank Den Haag is voor drie auto's van een te lage consumentenprijs uitgegaan (zie HR 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1703, V-N 2024/2.10) en de nageheven BPM wordt daarom verlaagd tot € 97.475, doch zonder herrekening van de leeftijdskorting. Er wordt namelijk standaard al rekening gehouden met een termijn van vijf werkdagen tussen de aangifte en registratie. X BV stelt in hoger beroep onder meer recht te hebben op een hogere bezwaarkostenvergoeding.

Hof Den Haag oordeelt dat, anders dan partijen op de zitting eensluidend hebben verklaard, aan X BV geen hogere vergoeding voor proceskosten in de bezwaarfase toekomt. Die vergoeding staat namelijk al onherroepelijk vast. X BV heeft daar bij de rechtbank namelijk niet over geklaagd (zie HR 7 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:361, V-N 2025/12.11). Ook haar overige formele grieven worden verworpen. X BV kan niet altijd 100% van de schade in aftrek brengen. Als zij meer dan 72% wil aftrekken, dan moet zij dat onderbouwen en dat heeft zij niet gedaan. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Algemene wet bestuursrecht artikel 7.15

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 artikel 10

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingheffing van motorrijtuigen

Editie: 3 november

Informatiesoort: VN Vandaag

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen