X dient voor het jaar 2020 een aangifte inkomstenbelasting in en claimt € 3025 aan aftrekbare rente voor de eigen woning, waarvan € 1638 betrekking heeft op een lening bij Interbank. Eerdere jurisprudentie van de Rechtbank Den Haag en het Hof ’s-Hertogenbosch wijst uit dat een lening bij Interbank niet volledig kwalificeert als eigenwoningschuld. De inspecteur verzoekt X om nadere informatie over de lening, maar X verstrekt geen gegevens. De inspecteur kondigt aan van de aangifte af te wijken en laat het bedrag van € 1638 niet in aftrek toe bij het opleggen van de aanslag. X dient na de uitspraak op bezwaar nog herziene aangiften in met lagere rentebedragen, maar onderbouwt deze niet. De inspecteur stuurt deze stukken door als beroepschrift. X verschijnt niet op de zitting, ondanks een correcte uitnodiging. In geschil is of X recht heeft op hypotheekrenteaftrek voor de lening bij Interbank en of de inspecteur de aanslag IB/PVV 2020 terecht corrigeert.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet voldoet aan de bewijslast voor de aftrek van hypotheekrente, omdat X geen informatie verstrekt over de lening bij Interbank en de voorwaarden daarvan. De rechtbank volgt de inspecteur in de correctie van de aangifte en acht de aanslag juist vastgesteld. Ook de herziene aangiften van X bevatten geen onderbouwing waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor aftrek is voldaan. Er is geen aanleiding om af te wijken van de belastingrentebeschikking, nu X daartegen geen zelfstandige gronden aanvoert. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.119a
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 16 juli
Informatiesoort: VN Vandaag