Aan een VOF is een informatiebeschikking opgelegd wegens het niet beantwoorden van vragen. De voormalige vennoten van de VOF vechten deze informatiebeschikking aan, omdat de VOF ten tijde van de beschikking niet meer bestond. De rechtbank stelt hen in het gelijk, waarna de inspecteur hoger beroep instelt.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de VOF ten tijde van het geven van de informatiebeschikking reeds was opgehouden te bestaan en dat de inspecteur dus niet bevoegd was om de beschikking te geven. De VOF heeft haar activiteiten al per 1 januari 2018 overgedragen aan een BV. De balans van de BV was gelijk aan de balans van de VOF. Vereffening is niet nodig, omdat er op het moment van ontbinding van de VOF geen vennootschappelijk vermogen aanwezig is. Het bezwaar en beroep zijn terecht ingediend namens de voormalige vennoten, die afschriften van de beschikking hebben ontvangen en zelf belanghebbenden zijn. Zij behoren tot de kring van gerechtigden en waren dus bevoegd bezwaar en beroep in te stellen. De voormalige vennoten zijn ook de personen die kosten hebben gemaakt waarvoor de rechtbank terecht een proceskostenvergoeding heeft toegekend. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond.
Wetingang:
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 52A
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Fiscaal ondernemingsrecht
Editie: 3 november
Informatiesoort: VN Vandaag