Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat belastingplicht voor toeristenbelasting enkel afhangt van inschrijving in de BRP. Omdat verblijfhouders in 2022 en 2023 niet waren ingeschreven, blijft X BV belastingplichtig.

X BV exploiteert in 2022 en 2023 meerdere bungalows op een recreatiepark in de gemeente Reusel-De Mierden. Voor beide jaren dient zij aangifte toeristenbelasting in met opgegeven aantallen overnachtingen. De heffingsambtenaar legt vervolgens aanslagen op waarin meer overnachtingen zijn betrokken dan X BV heeft aangegeven. X BV stelt dat het college van burgemeester en wethouders verblijfhouders had moeten inschrijven in de basisregistratie personen als ingezetenen met een adres in de gemeente, waardoor hun verblijf niet belastbaar zou zijn. De heffingsambtenaar betoogt dat het aantal overnachtingen correct is vastgesteld op basis van het ontbreken van inschrijving in de BRP en voert aan dat geen rechtsregel het college verplicht tot actieve inschrijving zonder verzoek van de betrokkene.

In geschil is of het nalaten van inschrijving van verblijfhouders in de BRP door het college invloed heeft op hun belastbaarheid voor de toeristenbelasting.

Rechtbank Oost-Brabant stelt vast dat belastingplicht voor de toeristenbelasting afhankelijk is van feitelijke inschrijving in de BRP. Omdat de betrokken verblijfhouders in beide jaren niet als ingezetenen met een adres in de gemeente staan geregistreerd, is X BV belastingplichtig voor hun overnachtingen. Of het college hen had moeten inschrijven, is fiscaal niet relevant, en inschrijving met terugwerkende kracht is uitgesloten. Geschillen hierover en eventuele schadeclaims moet X BV bij het college indienen. De rechtbank verklaart de beroepen tegen beide aanslagen ongegrond en laat deze volledig in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Gemeentewet artikel 224

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Editie: 10 december

Informatiesoort: VN Vandaag

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen