X BV exploiteert een schoenherstelbedrijf en verkoopt aanverwante artikelen. In de aangifte VPB 2018 geeft zij een belastbare winst van € 43.404 op. Een boekenonderzoek, gestart in 2020 en afgerond in 2023, leidt tot een omzetcorrectie van € 57.106 en een kostencorrectie van € 14.420. X BV erkent een deel van de omzetcorrectie, maar stelt dat het resterende bedrag het gevolg is van diefstal door een op therapeutische basis in de winkel werkzame persoon. In 2018 ontvangt X BV enkele terugbetalingen van diens vader. Pas in 2023 bij het controleonderzoek blijkt volgens X BV dat de diefstal veel groter zou zijn. X BV verzoekt deze gestolen omzet als kosten in aftrek te brengen. De inspecteur stelt dat het ontbreken van bewijs maakt dat geen aftrek mogelijk is. In geschil is of gestolen kasgelden als aftrekbare kosten in de vennootschapsbelasting kunnen worden aangemerkt zonder concrete bewijsstukken.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X BV onvoldoende aannemelijk maakt dat sprake is van aftrekbare kosten. X overlegt geen bewijsstukken, heeft geen aangifte van diefstal gedaan en geeft geen toelichting op hoe en wanneer het verlies is vastgesteld. Het is onaannemelijk dat een omvangrijk kasverschil pas vijf jaar later wordt ontdekt, gezien dagelijkse kasafslagen. De rechtbank verwerpt het standpunt van X BV en bevestigt dat de inspecteur terecht geen kostenaftrek toepast. Het beroep van X BV is ongegrond.
Wetingang:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 artikel 8
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.8
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting
Editie: 30 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag