Stichting X verzorgt opleidingen op het gebied van veiligheid en beveiliging op MBO-niveau en huurt daarvoor een onroerende zaak van de gemeente Rotterdam. In 2023 wordt een eeuwigdurend recht van erfpacht gevestigd dat betrekking heeft op de grond met daarop de onroerende zaak. Het recht van erfpacht is eeuwigdurend afgekocht voor een bedrag van € 7,8 mln. Dit bedrag omvat tevens een vergoeding voor de door X verkregen opstal. X is het niet eens met de door haar op aangifte voldane overdrachtsbelasting. Zij is van mening dat de onderwijsvrijstelling (art. 15 lid 1 onderdeel k Wet BRV 1970) van toepassing is.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X geen recht heeft op toepassing van de onderwijsvrijstelling in verband met de vestiging van het erfpachtrecht op de onroerende zaak. De uitleg die X geeft aan deze vrijstelling is niet juist. Er is geen sprake van een omissie in de wettekst op het moment van verkrijging. De tekst van de onderwijsinstelling op het moment van de verkrijging van het recht van erfpacht is duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar. X voldoet op dat moment niet aan de voorwaarden voor toepassing van de onderwijsvrijstelling. De wijziging van de wettekst per 1 augustus 2014 verandert daar ook niets aan. Ook als die wettekst had gegolden ten tijde van de verkrijging had X geen recht gehad op de vrijstelling, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden. De vergelijking die X maakt met verkrijgingen van onroerend goed door een onderwijsinstelling in het primair, voortgezet of speciaal onderwijs gaat mank. De rechtbank wijst er daarbij op dat de bekostiging van de huisvesting van MBO-instellingen op een geheel andere wijze verloopt. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Editie: 29 juli
Informatiesoort: VN Vandaag