X koopt op 2 december 2022 samen met zijn broer en zus een woning. Omdat zij verklaren dat zij de woning als hoofdverblijf gaan gebruiken, wordt 2% overdrachtsbelasting op aangifte voldaan. Door onvoorziene omstandigheden kan X de woning echter niet als hoofdverblijf gaan gebruiken. De inspecteur is echter van mening dat er geen sprake is van onvoorziene omstandigheden die zich hebben voorgedaan tussen het sluiten van de koopovereenkomst en de verkrijging van de woning. Hij legt daarom een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op waarbij het reguliere tarief van 10,4% wordt toegepast. X stelt dat hij in verband met zijn werk in Amsterdam moest blijven wonen. Op grond van een op 15 december 2022 gesloten stage-overeenkomst is hij namelijk vanaf 19 december 2022 in de avonduren stage gaan lopen bij een garagebedrijf in Amsterdam, in aanvulling op zijn reeds bestaande werkzaamheden overdag bij een ander garagebedrijf in Amsterdam.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat geen sprake is van onvoorziene omstandigheden en dat de inspecteur terecht het reguliere overdrachtsbelastingtarief heeft toegepast. Daarbij is onder andere het korte tijdsverloop tussen de koop van de woning en de start van de stage van belang. Het feit dat X door de stage langere werkdagen moest maken en daarom de voorkeur gaf aan verblijf in de woning in Amsterdam heeft niet tot gevolg dat de woning redelijkerwijs niet als hoofdverblijf gebruikt kan worden. Daarbij wijst de rechtbank op de centrale ligging van de woning. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet op belastingen van rechtsverkeer artikel 14