De Hoge Raad oordeelt dat een verzoek om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel niet mag worden ingewilligd als de uitvoer uit het begunstigde land van oorsprong niet is gevolgd door het doen van een douaneaangifte voor het brengen in het vrije verkeer.

X BV beschikt over een vergunning actieve veredeling inzake het bewerken van verschillende soorten oliën. De termijn waarbinnen de veredelingsproducten moeten zijn wederuitgevoerd of een andere douanebestemming moeten hebben gekregen, is bepaald op drie maanden. Uiterlijk binnen 30 dagen na het verstrijken van de aanzuiveringstermijn moet een afrekening worden ingediend. In het derde kwartaal van 2015 zijn door X BV partijen oliën onder de douaneregeling actieve veredeling geplaatst. Voor die partijen is geen aanzuiveringsafrekening ingediend. Pas in augustus 2016 verzoekt zij om de termijn hiervoor te verlengen. De inspecteur wijst dat verzoek af en stelt dat op grond van art. 204 van het Communautair douanewetboek (CDW) een douaneschuld is ontstaan. In geschil is de uitnodiging tot betaling waarbij deze douanerechten zijn nagevorderd. Volgens Rechtbank Noord-Holland doet X BV in de bezwaarfase terecht alsnog een beroep op het preferentieel 0%-tarief door overlegging van het certificaat van oorsprong van de Republiek Congo dat daartoe op 19 februari 2018 aan haar is afgegeven. Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur onder de gegeven omstandigheden het preferentiële tarief toch mocht weigeren. X BV gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat een verzoek om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel niet mag worden ingewilligd als de uitvoer uit het begunstigde land van oorsprong niet is gevolgd door het doen van een douaneaangifte voor het brengen in het vrije verkeer. De inspecteur heeft zich dus terecht op het standpunt gesteld dat voor de partijen oliën douanerechten wettelijk zijn verschuldigd op de voet van art. 204 CDW en in zo’n geval de wettelijke bepalingen niet erin voorzien dat bij het vaststellen van de douaneschuld alsnog een preferentiële tariefmaatregel in aanmerking wordt genomen. Het beroep van X BV is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Communautair Douanewetboek (CDW) artikel 204

Communautair Douanewetboek (CDW) artikel 236

Communautair Douanewetboek (CDW) artikel 239

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Douane

Editie: 22 september

Informatiesoort: VN Vandaag

Focus: Focus

94

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen