X is eigenaar van een vrijstaand woonhuis met aangebouwde garage, ondergrond, tuin en erf. De heffingsambtenaar stelt per waardepeildatum 1 januari 2023 de waarde van de woning vast op € 602.000. In beroep verklaart X dat hij zijn woning aanduidt als “een have” in plaats van een onroerende zaak, waarbij de WOZ-waarde en de OZB-aanslag niet ter discussie staan. Tijdens de zitting, die op verzoek van X gedeeltelijk openbaar plaatsvindt door toelating van een journalist, licht X toe dat zijn doel verband houdt met openbaarheid van gemeentelijke vergaderingen.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat het beroep is aangewend voor een ander doel dan belastingheffing en constateert een gebrek aan procesbelang. X erkent desgevraagd dat de woning in juridische zin een onroerende zaak is. De aanduiding als “have” volgt uit persoonlijke motieven zonder relatie tot de belastingheffing. X beoogt met het beroep niet de WOZ-beschikking of de aanslag inhoudelijk aan te vechten, noch kan hij met zijn standpunten een gunstiger fiscale positie verkrijgen. Het beroep is niet-ontvankelijk.
Wetingang:
Wet waardering onroerende zaken artikel 22
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 9 december
Informatiesoort: VN Vandaag