X gaat in bezwaar en beroep tegen twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting. Rechtbank Den Haag vernietigt beide aanslagen, maar weigert een proceskostenvergoeding in beroep wegens strijd met de redelijkheidstoets; wel wordt een vergoeding voor bezwaar toegekend.
Hof Den Haag kent geen van de proceskostenvergoedingen toe. Volgens het hof had X, gelet op zijn kennis en bekendheid met de parkeerregels, geen redelijke noodzaak rechtsbijstand in te schakelen. Bovendien heeft de gemachtigde met zijn handelwijze een onnodige beroepsfase uitgelokt, kennelijk om een proceskostenvergoeding te verkrijgen, wat het hof laakbaar acht. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
(Na conclusie van A-G Koopman in V-N 2025/51.19)
Wetingang:
Besluit proceskosten bestuursrecht artikel 2
Algemene wet bestuursrecht artikel 7.15
Algemene wet bestuursrecht artikel 8.75
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 23 december
Informatiesoort: VN Vandaag