Hof Den Haag oordeelt dat X geen recht heeft op een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat er geen kosten zijn verbonden aan de verleende rechtsbijstand onder een no cure no pay afspraak.

X is eigenaar en gebruiker van een woning. De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van deze woning voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 962.000 en deze later ambtshalve verminderd tot € 937.000. X maakt bezwaar tegen de verminderde waarde en dient een taxatierapport in waarin de waarde is bepaald op € 758.000. De heffingsambtenaar wijst het bezwaar af. X stelt beroep in bij de rechtbank, die de WOZ-waarde vaststelt op € 900.000 en een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase toekent. X stelt hoger beroep in, waarbij zij verzoekt om een lagere WOZ-waarde van € 634.000 en een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase.

In geschil is de WOZ-waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2021 en of de rechtbank terecht geen vergoeding voor de kosten van de bezwaarfase heeft toegekend.

Hof Den Haag oordeelt dat X niet slaagt in het bewijs van een lagere WOZ-waarde dan € 900.000. Het hof bevestigt de overwegingen van de rechtbank dat de door X aangedragen vergelijkingsobjecten niet goed vergelijkbaar zijn. Daarnaast oordeelt het hof dat X geen recht heeft op een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de verleende rechtsbijstand onder een no cure no pay afspraak valt en er geen kosten zijn verbonden aan de verleende rechtsbijstand. De Algemene Voorwaarden van de gemachtigde bieden geen aanknopingspunten voor een verplichting tot betaling van kosten door X. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 30a

Wet waardering onroerende zaken 22

Wet waardering onroerende zaken 17

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Waardering onroerende zaken

Editie: 15 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen